Aanstelling, ontslag en bevordering
Uitspraak: Aanstelling in tijdelijke dienst

Uitspraak: Aanstelling in tijdelijke dienst

Is sprake van een besluit tot wijziging van het aanstellingsbeleid, nu de ondernemer de bestaande selectieprocedure bij tijdelijke aanstellingen niet volgt? (4 januari 2007, niet gepubliceerd)

Uitspraak Rechtbank Amsterdam: Nee, het enkele feit dat de ondernemer de selectieprocedure anders interpreteert dan de OR en bij individuele aanstellingen van externe kandidaten niet toepast, is onvoldoende om een besluit tot wijziging van het beleid aan te nemen.

Situatie:

Bij de ondernemer verloopt de werving en selectie van medewerkers via een vastgestelde sollicitatiecode en selectieprocedure. Dit Dienstvoorschrift bepaalt dat bij openstelling van vacatures bepaalde voorschriften gelden, zoals het eerst intern openstellen van vacatures. De ondernemer heeft bij afzonderlijke besluiten van 27 november 2006 twee externe kandidaten in tijdelijke dienst aangesteld als projectcoördinator.

De OR vordert (1) de ondernemer te verbieden tot (verdere) uitvoering van zijn besluit tot wijziging dan wel vaststelling van een regeling inzake het aanstellingsbeleid, in dit geval tot wijziging van het Dienstvoorschrift, totdat de OR daarmee heeft ingestemd, of de ondernemer tot het nemen van dat besluit vervangende toestemming van de rechter heeft gekregen. En (2) de ondernemer te gebieden de aanstellingen ongedaan te maken en de functies waarin de externe kandidaten zijn aangesteld alsnog volgens het Diensvoorschrift voor interne kandidaten open te stellen.

De ondernemer heeft de externe kandidaten geworven en aangesteld zonder de betreffende vacatures eerst open te stellen voor interne kandidaten. Dit is in strijd met het Dienstvoorschrift dat van toepassing is op alle aanstellingen. Mede door enkele eerdere aanstellingen in 2006 die met het Dienstvoorschrift in strijd waren, vindt de OR dat er sprake is van een besluit tot vaststelling dan wel wijziging van een regeling op het gebied van het aanstellingsbeleid. Een dergelijk besluit vereist op grond van artikel 27 lid 1 sub e WOR voorafgaande instemming van de OR. Omdat de OR niet om die instemming is verzocht, beriep hij zich op nietigheid van het besluit. De ondernemer moet uitvoering van zijn besluit staken, de onderhavige aanstellingen ongedaan maken en bedoelde vacatures alsnog openstellen voor interne kandidaten.

Rechtbank:

De kern van het geschil vormt het verschil van mening over de vraag of het Dienstvoorschrift van toepassing is op tijdelijke aanstellingen. De ondernemer voerde aan dat dit niet het geval is, terwijl de OR vindt dat het Dienstvoorschrift van toepassing is op alle aanstellingen. Het enkele feit dat de ondernemer het Dienstvoorschrift anders interpreteert dan de OR en hij bij de individuele aanstellingen van de externe kandidaten het Dienstvoorschrift buiten toepassing liet, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat hij met die aanstellingen een besluit tot wijziging van het Dienstvoorschrift dan wel tot vaststelling van beleid in de zin van art 27 lid 1 sub e WOR heeft genomen. En dat hij aldus in strijd met dat artikel handelde door daarvoor geen voorafgaande instemming aan de OR te vragen.

Feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot een ander oordeel zijn gesteld noch gebleken. Nu de OR zijn eerste vordering (slechts) baseert op deze (onjuiste) aanname, komt deze al daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Ook wordt opgemerkt dat het niet voor de hand ligt tijdelijke banen open te stellen voor personeel in vaste dienst. Ervan uitgaande dat het vaste dienstverband in die omstandigheden blijft bestaan en dus met behoud van aanspraak op de oude functie, is eerder sprake van detachering dan van een vacature/aanstelling in de zin van het Dienstvoorschrift.

Voor zover de tweede vordering van de OR (de aanstelling van de externe kandidaten ongedaan maken) niet ook al op grond van het voorgaande moet worden afgewezen, wordt geoordeeld dat toewijzing van die vordering – zo al rechtens mogelijk gelet op verkregen rechten – zeer ingrijpende consequenties zou hebben met name voor de externe kandidaten, en dat daartoe in dit kort geding onvoldoende aanleiding bestaat. Het is verder onvoldoende aannemelijk dat deze personen in strijd met de geldende regels zijn aangenomen, nog daargelaten of dat tot ongedaanmaking van die aanstellingen zou kunnen leiden. De voorzieningenrechter weigert daarom de gevraagde voorzieningen.

DATUM UITSPRAAK: 4 januari 2007
RECHTERLIJK COLLEGE: Rechtbank Amsterdam
NAAM PARTIJEN: OR Regiopolitie Amsterdam-Amstelland / Regionaal Politiekorps Amsterdam-Amstelland
VINDPLAATS: niet gepubliceerd
 

Advokatencollectief Utrecht

Deel dit bericht