Investering
Uitspraak: Adviesrecht ontwerp nieuwbouw

Uitspraak: Adviesrecht ontwerp nieuwbouw

Heeft de OR het adviesrecht over het voorlopige ontwerp over (ver)nieuwbouw, vanwege het impliciete besluit tot het doen van een belangrijke investering (ARO 2005/21)?

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, de bestuurder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit slechts handelt over de financiële kaders en er nog geen sprake is van een concreet besluit tot het doen van een belangrijke investering. 

Situatie: 

De gemeente heeft in 2001 het voornemen tot (ver)nieuwbouw van het gemeentehuis. De gemeente heeft een beleidsgroep (ver)nieuwbouw gemeentehuis ingesteld waarin de burgemeester, een wethouder, de secretaris van de gemeente, de voorzitter van de OR en de projectleider zitting hebben. Bij brief van 8 mei 2003 heeft de bestuurder het door B&W vastgestelde ‘Visiedocument’ gezonden voor het overleg met de OR van 22 mei 2003. Op 20 mei 2003 wordt de OR de ‘Adviesrapportage Huisvestingsonderzoek’ gezonden met het verzoek om advies. Op 10 juli 2003 adviseert de OR positief over dit plan maar maakt zich zorgen gezien de kosten van dit plan. De OR verzoekt B&W om, gelet op de financiële perikelen in de gemeente, hier extra aandacht aan te schenken bij de definitieve planvorming. 

In het najaar van 2003 is er een coördinatieteam uitvoering Kadernota ingesteld waarin de vice-voorzitter van de OR zitting heeft. Op 8 april 2004 wordt het ‘Programma van Eisen Vernieuwbouw Gemeentehuis’ aan de OR gezonden dat op 8 juli 2004 in de gemeenteraad zal worden behandeld. De bestuurder zegt toe dat er vóór die datum een adviesaanvraag komt. In de vergadering van het Coördinatieteam van 2 juni 2004 wordt besproken dat geen advies nodig is voor het voorlopig ontwerp omdat dit meer het uiterlijk van het gebouw betreft. In december zullen gespreken plaatsvinden over het kantoorconcept. Op 3 juni 2004 verzoekt de OR een adviesaanvraag voor de (ver-) nieuwbouw van het stadhuis. Bij brief van 9 juni 2004 laat de bestuurder weten dat in de raadsvergadering slechts het voorlopig ontwerp aan de orde is en de investeringsbeslissing in een later stadium zal plaatsvinden. Bij brief van 6 juli 2004 verzoekt de OR geen definitief besluit te nemen over de (ver-) nieuwbouw van het gemeentehuis en alsnog een adviesaanvraag in te dienen. De OR informeert de leden van de gemeenteraad bij brief van 8 juli 2004 over het geschil met B&W over het al dan niet adviesplichtig zijn van het voorliggende voorstel over vernieuwbouwplannen en licht zijn brief van 6 juli 2004 aan B&W nader toe. Op 8 juli 2004 gaat de gemeenteraad, op voorstel van B&W, akkoord met de Kadernota 2005. De OR meent dat het genomen besluit adviesplichtig is als bedoeld in artikel 25 WOR en stelt beroep in. 

Ondernemingskamer: 

Uit de stukken blijkt dat partijen het eens zijn over de noodzaak van vernieuwbouw van het gemeentehuis. Voor zover het besluit van 8 juli 2004 inhoudt dat er wordt overgegaan tot vernieuwbouw van het gemeentehuis, geldt dat de OR daar al mee heeft ingestemd en aan zijn verzoek de grond ontbreekt. Op de zitting wordt toegelicht dat het verzoek van de OR zich richt tegen het "meer impliciete besluit om met de akkoordverklaring met de Kadernota 2005 goedkeuring te geven aan het voorlopig ontwerp, waardoor er in het gefaseerde besluitvormingstraject kan worden overgegaan naar een volgende fase". De OR meent dat het voorlopige ontwerp maakt dat er sprake is van een concreet besluit tot het doen van een belangrijke (adviesplichtige) investering. De OK kan de OR hierin niet volgen. De gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat met het besluit van 8 juli 2004 slechts de financiële voorwaarden zijn gemaakt om over te gaan tot finale besluitvorming over de vernieuwbouw en dat van een concreet besluit tot het doen van een belangrijke investering nog geen sprake is. Ook heeft de gemeente gesteld dat bij het vernieuwbouwproject volgens politiek-bestuurlijk afspraak de besluitvorming per fase tot stand komt. Er is derhalve geen sprake van een adviesplichtig besluit van de gemeente zoals de OR stelt. De OR meent dat het gebouw op het kantoorconcept moet worden afgestemd en dat hij vreest dat door de handelwijze van de gemeente het gevaar bestaat dat het kantoorconcept wordt bepaald door het gebouw. De OK is ook op dit punt van oordeel dat het adviesrecht van de OR met het besluit van 8 juli 2004 niet is gepasseerd. Het kantoorconcept was hierbij niet aan de orde, slechts de financiële kaders werden vastgesteld. De stelling van de OR dat de vastgestelde kaders inhouden dat mogelijk het kantoorconcept al vastligt en dat daarmee de door de WOR gewaarborgde rechten van de OR in het gedrang komen, is niet aannemelijk geworden. Er valt niet in te zien dat in de volgende fasen van het besluitvormingstraject de medezeggenschap niet voldoende gewaarborgd is en dat het medezeggenschapsrecht van de OR niet volledig tot gelding kan komen. De OK wijst hierbij onder meer op de brief van de bestuurder van 22 mei 2003 en de door de gemeente bij herhaling gedane mededeling dat het besluit tot het doen van een belangrijke investering als bedoeld in artikel 25 WOR nog moet worden genomen, waaruit volgt dat de wettelijk voorziene advisering nog zal dienen plaats te vinden. Voor zover de OR nog een beroep doet op de toezegging dat het door de Raad te nemen besluit van 8 juli 2004 eerst voor advies zou worden voorgelegd aan de OR, leidt dat beroep gezien hetgeen hiervoor is overwogen niet tot een ander oordeel. Aan die toezegging kan immers, naar de inhoud genomen, alsnog uitvoering worden gegeven. 
De Ondernemingskamer wijst het verzoek af. 

DATUM UITSPRAAK: 25 januari 2005 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer 
NAAM PARTIJEN: OR Gemeente Drimmelen / Gemeente Drimmelen 
VINDPLAATS: ARO 2005/21 

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht