Samenwerking
Uitspraak: Afwijken van OR-advies (11)

Uitspraak: Afwijken van OR-advies (11)

Is het besluit tot een wijziging in samenwerkingsverbanden dat in de lijn ligt van, maar minder ver strekt dan een eerder genomen besluit waarover de OR positief had geadviseerd en de OR geen bezwaar heeft gemaakt tegen de feitelijke situatie die daardoor werd geformaliseerd, kennelijk onredelijk? (ROR 2000/28)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, in dat licht valt niet goed te begrijpen dat de OR nu opkomt tegen een dergelijk besluit.

Situatie:

De Dienst Binnenwaterbeheer (de Dienst) heeft als belangrijkste taken de ontwikkeling van en controle op het vaartuigbeleid, de bediening van sluizen en bruggen en de heffing van havengelden. De Dienst vormde een ‘federatief verband’ met de dienst Gemeentebelasting­en: de staf- en steunfuncties werden ingehuurd van de dienst Gemeentebelastingen en beide diensten hadden een gezamenlijke directie. 

Op 29 juni 1999 hebben B&W een principe-besluit genomen tot opheffing van de Dienst als zelfstandige diensttak en onder­brenging van de Dienst bij het Gemeentelijk Havenbedrijf. Dit principe-besluit is als voorge­nomen besluit op 22 juli 1999 ter advisering voorgelegd aan de OR. Op 6 september 1999 heeft de ondernemingsraad voorwaardelijk positief geadviseerd. Door een complex van factoren is het voorgenomen besluit niet omgezet in een definitief besluit. 

Op 25 april 2000 hebben B&W besloten een rapportage te laten opstellen over “de plussen en minnen van de mogelijke modellen van de toekomstige positionering van de Dienst”. Daarbij hebben B&W tevens besloten het federatieve verband met de dienst Gemeentebelastingen op te heffen en voorts de staf- en steundiensten per 1 januari 2000 niet meer van Gemeen­tebelastingen maar van het Gemeentelijk Havenbedrijf te laten betrekken. De staf- en steundiensten werden feitelijk al sinds 1 januari 2000 van het gemeentelijk Havenbedrijf betrokken. 

Na afloop van de “plussen/minnen-rapportage” hebben de directies van de Dienst en het gemeentelijk Havenbedrijf een nieuw voorstel gedaan dat inhoudt dat de Dienst een zelfstandige dienst blijft, met een eigen directie, een eigen OR en een gegarandeerde levering van staf- en steundiensten door het Gemeentelijk Havenbedrijf. Dit model, door de ondernemer aangeduid als “federatief model nieuwe stijl”, zal na drie jaar worden geëvalueerd. Dit voorstel is op 4 juli 2000 ter advisering aan de OR voorgelegd. De OR is van oordeel dat de gemeente kennelijk op 25 april 2000 heeft besloten tot opheffing van het federatieve verband tussen de Dienst en Gemeen­tebelastingen met ingang van 1 januari 2000 en tot het betrekken van de staffuncties van het Gemeentelijk Havenbedrijf. De OR verzoekt bij de Ondernemingskamer voor recht te verklaren dat de gemeente niet in redelijkheid tot het besluit van 25 april 2000 heeft kunnen komen en de gemeente te verplichten het besluit in te trekken.

Ondernemingskamer: 

In zijn advies van 6 september 1999 heeft de OR (voorwaardelijk) positief geadviseerd ten aanzien van de integratie van de Dienst bij het Gemeentelijk Havenbedrijf. In dat licht is niet goed te begrijpen dat de OR nu opkomt tegen een besluit van de ondernemer dat in de lijn ligt van het eerder voorgenomen besluit, maar vooralsnog minder ver strekt. Evenmin is goed te begrijpen dat de OR zich tegen het besluit van 25 april 2000 verzet, nu aannemelijk is dat dat besluit om formele redenen -te weten comptabiliteitsvereisten- is genomen en het besluit geen andere gevolgen heeft dan dat de reeds sinds 1 januari 2000 bestaande feitelijke situatie, wordt geformaliseerd, terwijl de OR tegen het bestaan van die feitelijke situatie kennelijk geen bezwaar heeft. 

Tegen die achtergrond, en mede gelet op de adviesaanvraag van 4 juli 2000, valt niet in te zien dat het besluit van 25 april 2000 in redelijkheid niet genomen had kunnen worden. Dit geldt temeer nu de OR zich geen voorstander heeft getoond van een teruggang naar het federatieve verband met de Gemeentebelastingen, zodat toewijzing van de verzoeken zelfs tot een door de OR niet gewenst gevolg zou leiden. Wijst de verzoeken af. 

DATUM UITSPRAAK: 27 juli 2000 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer 
NAAM PARTIJEN: OR Dienst Binnenwaterbeheer Gemeente Amsterdam / Gemeente Amsterdam 
VINDPLAATS: ROR 2000/28; JOR 2000/196

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht