Inkrimpen-Uitbreiden-Wijzigen
Uitspraak: Besluit zonder OR-advies

Uitspraak: Besluit zonder OR-advies

Moet de ondernemer een kennelijk onredelijk besluit intrekken als dat schade kan toebrengen aan de goede naam van de onderneming in de markt? (JAR 1999/194)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, de mogelijke schade aan de goede naam van de onderneming is ook niet in het belang van de werknemers en de OR. Ook is van belang dat de ondernemer het gelijk van de OR heeft erkend. 

Situatie:

De ondernemer besloot aan derden niet langer meer de mogelijkheid te bieden om bij de onderneming dieselolie te tanken en bedrijfsauto's te laten wassen. Met het oog hierop heeft de ondernemer bij brief van 21 juni 1999 aan haar klanten meegedeeld dat zij vanaf 9 juli 1999 geen gebruik meer konden maken van deze diensten. De OR was geen advies gevraagd omtrent dit besluit. Na protest van de OR heeft de ondernemer alsnog advies gevraagd. De ondernemer weigerde echter de brief van 21 juni aan de klanten in te trekken. Daarop vorderde de ondernemingsraad om aan Nortech BV bij wege van voorlopige voorziening de verplichting op te leggen de klanten te berichten dat het tanken van dieselolie en het laten wassen van bedrijfsauto's ook na 9 juli 1999 mogelijk blijft.

Ondernemingskamer: 

De ondernemer heeft er blijk van gegeven onzorgvuldig om te gaan met de in de wet gewaarborgde belangen van de OR door het besluit te nemen en daaraan uitvoering te geven door op 21 juni 1999 aan een grote groep klanten te schrijven dat zij geen gebruik meer kunnen maken van de mogelijkheid dieselolie te tanken en hun bedrijfsauto te laten wassen, zonder over dit besluit eerst advies aan de OR te vragen. Het besluit is om die reden uiteraard ook kennelijk onredelijk. 

Deze vaststellingen leveren op zichzelf voldoende grond op de gevraagde voorlopige voorzieningen toe te wijzen. Daarbij komt nog dat de ondernemer door alsnog advies te vragen zijn omissie heeft erkend, maar deze slechts ten dele heeft hersteld omdat hij de brief naar de klanten niet heeft ingetrokken. Wellicht stelt de OR terecht dat indien dit niet alsnog op korte termijn geschiedt, het alsnog volgen van het adviestraject zinloos is, omdat, ook bij het terugdraaien van het besluit, derden inmiddels elders die diensten betrekken en niet meer als klant terug zullen keren. 

Anderzijds valt niet uit te sluiten dat het alsnog terugdraaien van het besluit schadelijk kan zijn voor de goede naam van de onderneming in de markt. Dat is ook niet in het belang van de in de onderneming werkzame personen en evenmin in dat van de OR. Ook kan, indien het besluit uiteindelijk niet genomen mag/kan worden, een nieuw klantenbestand worden opgebouwd. Beide gezichtspunten tegen elkaar afwegend meent de Ondernemingskamer dat het treffen van voorlopige voorzieningen nu niet opportuun is. Het feit dat de OR dit geval symptomatisch heeft genoemd voor de gebrekkige wijze waarop de ondernemer met de rechten van de OR omgaat, leidt niet tot een ander oordeel. In de eerste plaats heeft de ondernemer volmondig het gelijk in deze zaak ten principale van de OR erkend. Bovendien heeft hij ter zitting uitdrukkelijk toegezegd de OR bij eventuele toekomstige besluitvorming inzake adviesplichtige onderwerpen en ook overigens bij het beleid naar behoren te zullen betrekken. Tot slot houdt de gegrondheid van de stelling van de OR ten aanzien van het verleden niet zonder meer in dat die stelling ook gegrond moet worden geacht voor wat betreft de toekomst. Wijst het verzoek af. 

DATUM UITSPRAAK: 22 juli 1999 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer 
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Nortech BV / Nortech BV
VINDPLAATS:JAR 1999/194 

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht