Mede-ondernemerschap (overheid en profit)
Uitspraak: Gemeentelijke herindeling (3)

Uitspraak: Gemeentelijke herindeling (3)

Moet de Provincie de besluitvorming omtrent gemeentelijke herindeling opschorten als zij advies vraagt aan de OR'en van de betrokken gemeenten en bij de adviesaanvraag onvoldoende informatie geeft over de gevolgen voor het personeel? (JAR 1999/29)

Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, het besluit moet worden opgeschort omdat de adviesaanvraag van de Provincie op meerdere essentiële onderdelen onvoldoende informatie geeft. De OR wordt voor een voldongen feit geplaatst omdat het besluit tot herindeling wordt losgekoppeld van de gevolgen van het besluit voor het personeel. Het adviesrecht verliest op deze manier zijn betekenis. 

Situatie:

Nadat de Ondernemingskamer 5 november 1998 de Provincie had bevolen de besluitvorming ter zake van de gemeentelijke herindeling op te schorten heeft de Provincie op 6 november 1998 een voorgenomen besluit geformuleerd en geprobeerd op korte termijn te overleggen met de gemeenten en de ondernemingsraden over de te volgen adviesprocedure. Toen men niet snel tot een gemeenschappelijke adviesaanvraag en afspraken over de aan te houden termijnen kon komen, heeft de Provincie op 16 november 1998 zelfstandig advies gevraagd en aan de ondernemingsraden meegedeeld dat uiterlijk op 24 november 1998 om 10.00 het advies binnen diende te zijn. Op 24 november 1998 hebben Gedeputeerde Staten het besluit genomen een voordracht te doen tot gemeentelijke herindeling en daarvan bij brief van 25 november 1998 mededeling gedaan aan de OR'en. De OR'en hebben beroep aangetekend tegen dit besluit en hebben verzocht bij wijze van voorlopige voorziening de Provincie te verplichten de besluitvorming op te schorten. 

Ondernemingskamer: 

Onder verwijzing naar haar beschikking van 5 november 1998 overweegt de OK dat de Provincie terecht thans het advies van de ondernemingsraden heeft gevraagd omtrent de voorgenomen voordracht. In het verlengde daarvan moet, in de gegeven omstandigheden, worden aangenomen dat de definitieve voordracht van 24 november 1998 als het besluit in de zin van art. 25 lid 5 WOR moet worden beschouwd. 

De besluitvorming stond onder sterke druk. In dat licht deed de Provincie op zichzelf een goede poging om tot behoorlijke en slagvaardige besluitvorming te komen, door op 6 november een voorgenomen besluit te formuleren en op korte termijn overleg te zoeken over de adviesprocedure met de gemeenten en de OR'en. In de adviesaanvraag van de Provincie wordt echter -in strijd met art. 25 lid 3 WOR- onvoldoende ingegaan op de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de in de gemeenten werkzame personen en de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen. Het verstrekken van een werkgelegenheidsgarantie is in casu onvoldoende. Dat wordt ook in de adviesaanvraag onderkend, nu daarin wordt opgemerkt dat overleg tussen de gemeenten onderling nog 'moet leiden tot een te sluiten sociaal statuut' waarover later afzonderlijk door de gemeenten advies zal worden gevraagd. Wat er in het sociaal statuut zal worden geregeld ontbreekt zelfs op hoofdpunten, afgezien van de werkgelegenheidsgarantie. 

Door de gevolgen voor de werknemers vrijwel geheel los te koppelen van het besluit zelf worden de OR'en voor een voldongen feit geplaatst en verliest het adviesrecht in de gegeven omstandigheden zijn betekenis. Ook de later nog gevolgde adviesaanvragen van de gemeenten konden de procedure niet helen. Immers de termijn die de OR'en nadien nog werd gegund (niet meer dan 1 of 2 dagen) was te kort om over de gevolgen voor de werknemers en de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen behoorlijk te adviseren. Dat de WOR bij de overheid nieuw is en nogal wat vragen onbeantwoord laat, ligt in de risicosfeer van de ondernemer. Bovendien was 3 september 1998 al bekend dat een of meer van de ondernemingsraden het adviesrecht claimde(n). De Provincie heeft op de mogelijke juistheid van die claim niet ingespeeld door niet een snelle adviesprocedure te ontwikkelen. De Provincie dient de besluitvorming van 24 november 1998 op te schorten.

DATUM UITSPRAAK: 26 november 1998 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer 
NAAM PARTIJEN: 1. OR Gemeente Leidschendam, 2. OR Gemeente Rijswijk, 3. OR Gemeente Voorburg / 1. Gemeente Leidschendam, 2. Gemeente Rijswijk, 3. Gemeente Voorburg en 4. Provincie Zuid-Holland En OR Gemeente Nootdorp / 1.Gemeente Nootdorp en 2. Provincie Zuid-Holland 
VINDPLAATS: NJ 1999, 186; JAR 1999/29

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht