Vakantie- en verlofregeling
Uitspraak: Pretverlof (2)

Uitspraak: Pretverlof (2)

Heeft de OR instemmingsrecht bij een besluit tot afschaffing van een 'pretverlof' als het verlof voor (onder andere) een lokale festiviteit betreft? (niet gepubl. 23 juli 1998)

Uitspraak Kantonrechter Maastricht: Nee, het pretverlof behoort tot de primaire arbeidsvoorwaarden omdat dit verlof de arbeidsduur beïnvloedt. De OR heeft over de vaststelling van de primaire arbeidsvoorwaarden geen instemmingsrecht. Overigens is het pretverlof ook niet aan te merken als een werktijdregeling of als een vakantieregeling.  

Situatie: 

Bij besluit van 23 oktober 1997 heeft het Hoofd van de Eenheid Ondernemingen van de Belastingdienst Maastricht het zogenaamde "pretverlof"  (twee dagen carnaval, halve dag voor verjaardag en een halve dag rond de feestdagen in december) afgeschaft. Bij brief van 20 november 1997 heeft de ondernemingsraad met een beroep op art. 27 WOR de nietigheid van dit besluit ingeroepen. Na het advies van de Bedrijfscommissie vraagt de ondernemingsraad de kantonrechter om de ondernemer te verbieden dit besluit uit te voeren.

Kantonrechter:

Weliswaar maakt de WOR geen onderscheid tussen de begrippen primaire, secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden, maar worden deze begrippen kennelijk in de praktijk gehanteerd om onderscheid te maken tussen hetgeen is bepaald in de artikelen 7:610 tot en met 7:646 BW en het ARAR, en andere arbeidsvoorwaarden. Deze artikelen (7:634 ev BW en art. 22 ev ARAR) betreffen primaire arbeidsvoorwaarden, immers tegenover verrichte arbeid bestaat recht op loon en vakantie. Alle andere arbeidsvoorwaarden vallen onder de begrippen secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden. Het pretverlof valt onder de primaire arbeidsvoorwaarden, nu dit verlof de arbeidsduur, zoals bepaald in het ARAR, beïnvloedt. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het niet de bedoeling is geweest het instemmingsrecht ten aanzien van primaire arbeidsvoorwaarden toe te kennen. De totstandkoming van primaire arbeidsvoorwaarden is voorbehouden aan de vakorganisaties, in casu aan de Sectorcommissie overleg rijkspersoneel, zoals bepaald in het ARAR. Als de ondernemingsraad instemmingsrecht zou hebben ten aanzien van primaire arbeidsvoorwaarden zou dit tot gevolg kunnen hebben dat de hoogte van het loon en het aantal vakantie/verlofdagen per (belasting-)dienst verschillen. Ook al zou het pretverlof niet vallen onder de primaire arbeidsvoorwaarden dan nog geldt dat art. 27 lid 1 WOR niet ziet op de aard van de toekenning van vakantie en evenmin op het aantal te verlenen vakantie/verlofdagen, maar uitsluitend op de wijze waarop een aantal van die vakantiedagen ingevuld kan worden. Bovendien geeft art. 27 lid 1 WOR een limitatieve opsomming van onderwerpen die aan het instemmingsrecht zijn onderworpen en leent dit artikel zich niet voor een ruimere uitleg van deze onderwerpen. Het pretverlof kan niet worden aangemerkt als een werktijdregeling in de zin van dit artikel, nu het ARAR een definitie geeft van werktijdregeling die ziet op een werkschema voor een periode langer dan een week, terwijl het pretverlof hoogstens 2 dagen (carnaval) betreft. Het pretverlof valt ook niet onder een vakantieregeling, nu het ARAR (en het BW) onderscheid maakt tussen de begrippen vakantie en verlof. 

Bovendien ziet art. 27 lid 1 onder c WOR op instemming van de ondernemingsraad ten aanzien van vakantieregelingen betreffende de vaststelling van een periode van vrijstelling van arbeid gedurende tenminste een aantal aaneengesloten dagen. Aan de ondernemingsraad komt dus geen instemmingsrecht toe bij het besluit tot afschaffing van het pretverlof en het besluit is dan ook niet nietig. Wijst het verzoek af.

DATUM UITSPRAAK: 23 juli 1998
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Maastricht
NAAM PARTIJEN: OR van de Eenheid Ondernemingen van de Belastingdienst Maastricht / Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Hoofd van de Eenheid Ondernemingen Maastricht van de Belastingdienst
VINDPLAATS: (nog) niet gepubliceerd

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht