Medezeggenschap Onderwijs
Uitspraak: Verantwoordelijkheid bevoegd gezag

Uitspraak: Verantwoordelijkheid bevoegd gezag

Heeft de GMR terecht besloten leerlingen niet per direct in de GMR toe te laten en heeft het bevoegd gezag eindverantwoordelijkheid voor de school om erop toe te zien dat de wet wordt nageleefd, nu aan de leerlingengeleding zelfstandige bevoegdheden toekomt inzake de uitoefening van taken op grond van de WMS? (MR & Recht 2008 afl. 3 blz. 9 e.v.)

Uitspraak Landelijke Commissie Geschillen WMS: in dit geval rust op het bevoegd gezag de plicht om op te treden om te verzekeren dat zo veel als mogelijk sprake is van medezeggenschap in overeenstemming met de WMS. 

Situatie:

In de GMR van 2 christelijke scholengemeenschappen zitten 4 leden afkomstig van het A College, t.w. 2 personeelsleden uit de MR alsmede 2 ouders, en 4 leden afkomstig van het ZC, eveneens 2 personeelsleden en 2 ouders. Het leerlingdeel van de MR heeft een brief aan de GMR gestuurd met een afschrift aan het bevoegd gezag waarin het aangeeft dat er volgens de WMS een leerlinggeleding tot de GMR moet worden toegelaten. Na een mailwisseling, plaatsgevonden tussen het leerlingdeel en de rector a.i. over het feit dat de GMR had besloten leerlingen niet per direct in de GMR toe te laten, vond de rector dat de kwestie speelt tussen MR en GMR en van de kant van het bevoegd gezag geen actie hoefde te worden verwacht. Het bevoegd gezag vindt dat de oude reglementen op basis van art 41 lid 2 WMS van kracht kunnen blijven tot 1 augustus 2008 en dat dus de GMR in de oude samenstelling mag blijven voortbestaan. Hij vindt tevens dat het geen partij in dit geschil. Dit speelt tussen MR en GMR, die de leerlingleden niet per direct in de GMR wilde toelaten. Hij stelt dat de personele bezetting van de GMR niet strijdig is met het nog geldende GMR-reglement. De artikelen 3 en 4 WMS, waarop de claim van de leerlingen berust, spreken van `gekozen leden' in MR en GMR. De WMS geeft geen voorschriften voor nieuwe verkiezingen.

Het leerlingdeel vindt dat het ten onrechte geen invloed kan uitoefenen op belangrijke bovenschoolse besluiten nu het vanwege een bepaalde uitleg van art 41 WMS geen zetel inneemt in de GMR waaraan die besluiten zijn voorgelegd. De WMS kent in art 14 lid 3 aan het leerlingdeel afzonderlijk van het ouderdeel eigen instemmingsbevoegdheden toe. Hieruit kunnen tussen bevoegd gezag en het leerlingdeel instemmingsgeschillen voortvloeien, waarvoor het bevoegd gezag de geschillencommissie in moet schakelen, die het leerlingdeel in de gelegenheid stelt zijn argumenten voor het onthouden van instemming naar voren te brengen. Dit brengt het leerlingdeel tot de slotsom dat het zelf even goed bevoegd is een geschil aanhangig te maken over de interpretatie van de wet, het medezeggenschapsreglement of -statuut en daarvoor niet de instemming van het ouderdeel nodig heeft. Het bevoegd gezag moet als eindverantwoordelijke voor de school erop toezien dat de wet wordt nageleefd. De WMS ziet het leerlingdeel als aparte geleding m.n. genoemde instemmingsbevoegdheden. Daarnaast heeft het bevoegd gezag zelf niet voldaan aan art 41 lid 1 WMS waarin staat dat het binnen 4 maanden na de inwerkingtreding per 1 januari 2007 van de WMS een reglementvoorstel voorlegt aan de MR en GMR. Het standpunt van het bevoegd gezag dat de oude reglementen van kracht kunnen blijven tot 1 augustus 2008 en dat dus de GMR in de oude samenstelling mag blijven voortbestaan is onjuist. Het leerlingdeel concludeert dat hem de mogelijkheid wordt onthouden zijn zelfstandige bevoegdheden zoals vermeld in de WMS uit te oefenen.

Commissie:

De Commissie stelt vast dat aan de leerlingengeleding zelfstandige bevoegdheden toekomt inzake de uitoefening van taken o.g.v. de WMS, waarin bepaald is dat een MR niet langer bestaat uit een gecombineerd ouder-/leerlingdeel, maar uit een oudergeleding en een leerlinggeleding. Het leerlingdeel in de MR in beginsel is te beschouwen als een geleding die zelfstandig een interpretatiegeschil aan de Commissie voor kan leggen.

De Commissie oordeelt vervolgens dat art 41 lid 2 WMS niet beoogt het bevoegd gezag de ruimte te geven om de in art 41 lid 1 WMS genoemde termijn(en) op te rekken tot uiterlijk 1 augustus 2008 en als onverhoopt de in art 41 lid 1 WMS genoemde termijnen niet kunnen worden nageleefd. In dit geval rust op het bevoegd gezag de plicht om zich van de gevolgen daarvan expliciet rekenschap te geven en om actief gebruik te maken van de mogelijkheden die de WMS en het bestaande reglement bieden om op te treden om te verzekeren dat zo veel als mogelijk sprake is van medezeggenschap in overeenstemming met de WMS. De bepalingen in het GMR-reglement hadden niet aan het uitschrijven van nieuwe GMR-verkiezingen in de weg hoeven staan.

DATUM UITSPRAAK: 27 juni 2008
RECHTERLIJK COLLEGE: Landelijke Commissie Geschillen WMS
NAAM PARTIJEN: Leerlingdeel Medezeggenschapsraad A College / Stichting Y
VINDPLAATS: MR & Recht 2008 afl. 3 blz. 9 e.v.

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht