Instemmingsrecht
Uitspraak: Vierdaagse werkweek

Uitspraak: Vierdaagse werkweek

Heeft de OR instemmingrecht wanneer de werkgever besluit de mogelijkheid van een vierdaagse werkweek in de regel uit te sluiten? (03-07-01, niet gepubl.)

Arbitraal vonnis: Nee, de omstandigheid dat aan één ambtenaar de modaliteit 4×9 is toegestaan, leidt er niet toe dat 4×9 per definitie is uitgesloten en  is er geen sprake van een wijziging van de werktijdregeling. 

Situatie: 

Met ingang van 1 januari 1997 is binnen de politiesector de 36-urige werkweek ingevoerd. Bij de basistekst van het Akkoord arbeidsvoorwaarden (1997-1998) is als aanhangsel een nadere uitwerking van de afspraken opgenomen. Daarin staat onder meer vermeld: dat  'in principe elk arbeidspatroon is toegestaan, zij het dat de normen van de arbeidstijdenwet (ATW) gerespecteerd moeten worden' en "Tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet, de ambtenaar daarbij het recht heeft op een door hem of haar voorgestaan arbeidspatroon. (…) Toegespitst op een werkweek van 36 uur betekent dit dat de gehele range, variërend van 4 keer 9 uur per dag tot 36 per week en 40 uur per week met spaarmogelijkheden in principe zijn toegestaan." 

Bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond is met ingang van 1 januari 2001 de directe hulpverlening (DHV) ingevoerd. In het najaar is aan de ondernemingsraad het werkrooster voor de DHV ter instemming voorgelegd. De bestuurder heeft daarbij aangegeven dat de 4X9 modaliteit binnen de DHV niet mogelijk is, tenzij dit wordt toegestaan aan een individuele medewerker op grond van zwaarwegende persoonlijke belangen. De ondernemingsraad stelt dat de 4X9 modaliteit tot het recht van de individuele medewerker hoort, tenzij zwaarwegende belangen van de organisatie zich hiertegen verzetten. Daar komt volgens de ondernemingsraad bij dat de ondernemer op grond van art. 4:1 Arbeidstijdenwet (ATW) bij het beleid ter zake van de arbeid- en rusttijden in beginsel rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemers. De ondernemingsraad is van mening dat het beperken van de modaliteiten voor een groep werknemers een wijziging van de werktijdregeling inhoudt en roept de nietigheid in van de vaststelling van het werkrooster voor de DHV per 1 januari 2001, nu medewerkers niet kunnen opteren voor de 4X9 modaliteit, tenzij er sprake is van individuele zwaarwegend belangen. Partijen spreken af het geschil voor te leggen aan drie arbiters.

Arbiters: 

Vooropgesteld wordt dat de ondernemer de bevoegdheid heeft om, voordat de individuele arbeidspatronen worden vastgesteld, beleid inzake arbeid- en rusttijden vast te stellen. Hoewel een bepaald arbeidspatroon niet op de voorhand uitgesloten moet worden, kan uitsluiting toch plaats vinden op grond van op regionaal niveau vast te stellen criteria voor bedrijfsvoering. De ondernemingsraad stelt verwacht te hebben dat de ondernemer, op grond van het Akkoord, een zorgvuldige inventarisatie en belangenafweging zou hebben laten plaatsvinden voordat kon worden besloten om bepaalde groepen werknemers te verbieden gebruik te maken van de 4X9 modaliteit. Inderdaad heeft de ondernemer reeds vanaf de aanvang van de inzet zich tamelijk eenzijdig op het belang van de organisatie gericht; er blijkt niet of nauwelijks rekening te zijn gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemers als bedoeld in art. 4:1 ATW. 

Maar de ondernemer heeft niet in strijd met deze bepaling gehandeld. De ondernemer mocht bij de invoering van een nieuwe werkstructuur (DHV) redelijkerwijs haar eigen belang vooropstellen en minder aandacht besteden aan de persoonlijke omstandigheden van de medewerkers. Dit houdt verband met art, 4:1 lid 3 ATW op grond waarvan de werkgever de tot stand gekomen arbeidspatronen toetst aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan. Bij de introductie van de DHV waren nog geen ervaringen opgedaan. Er is geen sprake van een in art. 27 lid 1 WOR bedoelde wijziging van de werktijdregeling. De omstandigheid dat 4X9 modaliteit in beginsel niet zal worden toegepast maar toch ten aanzien van één ambtenaar (van de 218 aanvragen) is toegestaan, leidt ertoe dat de 4X9 modaliteit niet per definitie is uitgesloten. De ondernemingsraad heeft daarom ten onrechte de nietigheid ingeroepen van een vermeende wijziging. Wijzen het verzoek af. 

DATUM UITSPRAAK: 3 juli 2001
RECHTERLIJK COLLEGE: Arbitraal vonnis 
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond / Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 
VINDPLAATS: niet gepubliceerd

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht