Blog

Brexit: Op weg naar het einde

14 december 2020 / Sjef Stoop

Zoals bekend is per 1 februari van dit jaar het Verenigd Koninkrijk geen lid meer van de EU. Omdat nog niet alles rond was voor een ordentelijk vertrek, werd een overgangsperiode afgesproken om tot een goede vertrekregeling te komen. Tot eind 2020 zal het VK nog alle EU regels blijven volgen, en heel misschien nog iets langer als de onderhandelaars nog wat uitstel afspreken. Maar daarna is het echt helemaal afgelopen. Ook als er nog steeds geen vertrekregeling is.
De consequenties voor een EOR zijn echter niet afhankelijk van de onderhandelingen over een deal of no deal. Een ‘Noorwegen scenario’ ligt niet op tafel. Het is daarom uitgesloten dat het VK, in welk compromis dan ook, nog zou blijven deelnemen aan Europese regelingen zoals Noorwegen dat doet.

Wat betekent Brexit voor de EOR?

Op de eerste plaats hangt dit af van de vraag of de EOR is afgesloten onder Brits recht. Zo niet, dan is de enige voorname verandering dat een eventuele Britse afvaardiging in de EOR geen automatisch recht meer is. In de overeenkomst, of een aanvullende afspraak, moet worden vastgesteld dat de Britten deel blijven nemen aan de EOR. Het best kan dat gebeuren door in de overeenkomst de definitie van de ‘reikwijdte ’ofwel ‘scope’ van de EOR uit te breiden met het VK. Dan is niet alleen de Britse deelname gegarandeerd, maar ook dat de EOR geïnformeerd en geraadpleegd blijft worden over de Britse aspecten van transnationale gebeurtenissen. Deelname van Britse vertegenwoordigers aan de EOR blijft goed mogelijk, ook omdat de Britse regering heeft gezegd de wettelijke regels rond rechten en plichten van Britse vertegenwoordigers in stand te houden.

Een andere mogelijk gevolg zou kunnen zijn dat het concern in de overblijvende landen onder de grens van 1000 werknemers komt te vallen die een bedrijf verplicht een EOR in te stellen. Het hangt van de specifieke bepalingen in de EOR overeenkomst af, of de EOR op zijn minst nog kan blijven bestaan voor de duur van de overeenkomst. Meestal zal dit het geval zijn.

EORs onder Brits recht

De situatie is lastiger voor EORs die opgericht zijn onder Brits recht. Als het hoofdbestuur (Central Management) zetelt in het VK, voldoet dat niet meer aan de verplichting van de EU-Richtlijn en moet het bedrijf een nieuwe vertegenwoordiger aanwijzen binnen de EU. Het bedrijf is vrij om deze keuze te maken. Een en ander blijkt uit een stuk dat de Commissie in april heeft gepubliceerd (Kennisgeving aan Belanghebbenden Terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk en Eu-Regels op het Gebied van Europese Ondernemingsraden, 21 april 2020, ). Daarin stelt de Commissie dat “het dus niet noodzakelijk is om over te gaan tot wijziging van overeenkomsten waarin naar het recht van het Verenigd Koninkrijk wordt verwezen”. Maar de Commissie raadt toch “ten zeerste aan ”om “dergelijke overeenkomsten te wijzigen en voor de duidelijkheid en in het belang van de rechtszekerheid nadrukkelijk het recht van een lidstaat te vermelden”. Ook stelt de commissie dat het einde van de Brexit-overgangsperiode kan leiden tot een ingrijpende wijziging van de structuur van de onderneming. De richtlijn verplicht in dat geval om onderhandelingen te beginnen over aanpassing van de overeenkomst.

Chaos

De Britse overheid heeft echter op 1 december 2020, een aantal richtlijnen gepubliceerd (Making an application or complaint from 1 January 2021 – GOV.UK (www.gov.uk), die de zaak enorm compliceren. De Britse ‘EOR-wet’ blijft in werking voor bestaande EORs onder Brits recht. Het enige dat echt verandert is dat er geen nieuwe EORs meer opgericht kunnen worden onder Brits recht. Maar de oude kunnen blijven bestaan. Een bedrijf onder Brits recht lijkt dus niet het recht te hebben om zijn EOR onder Brits recht zo maar op te heffen nu die regels in stand blijven. Tegelijkertijd moet het bedrijf van de EU een land binnen de EU aan wijzen om de verplichtingen van het centraal management t.o.v. de EOR die voortkomen uit te richtlijn over te nemen. We zitten nu dus met twee stelsels van wetgeving, die niet op elkaar aansluiten.

De uitkomst zou kunnen zijn dat de EOR onder twee jurisdicties moet gaan werken, onder die van het VK én onder die van een EU-land. In de EOR onder die VK jurisdictie zou dan geen aanvullende afspraak nodig zijn om de Britse delegatie voor de EOR te behouden. Eventuele juridische conflicten worden bijna onontwarbaar, en heel kostbaar.

Hoewel de EOR dus volgens de EU Richtlijn geen wettelijk onderhandelingspositie heeft als de directie een ander land wil aanwijzen om de verplichtingen van het centraal management op zich te nemen, heeft de EOR wel een onderhandelingspositie als het bedrijf zijn verplichtingen onder de Britse EOR regels wil schrappen. Deze chaos geeft de EOR mogelijkheden. In ruil voor het akkoord gaan van de EOR met het schrappen van de jurisdictie onder het VK, kan de EOR bedingen dat tenminste de collega’s uit het VK in de EOR blijven zitten en dat het EU land dat het bedrijf aanwijst voor de rol van het Central Management er een is met een degelijke EOR wetgeving (bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland of Nederland) in plaats van bijvoorbeeld Ierland dat op dit vlak een minder goede reputatie heeft.

Sjef Stoop, EWC trainer/adviseur

Onze EOR-service kan u helpen met al uw vragen over EOR’s.

EOR-service

Brexit: Op weg naar het einde (NL) / Brexit: On the way to the end (EN)

Deel dit bericht